Internationale allure. Alsof je een restaurant in wereldsteden als New York en Londen instapt. On-Nederlands. Kosmopolitisch. Inmiddels kan ik een bibliotheek vullen met persberichten over horecaconcepten die dit predicaat kregen opgeprikt. Vooral rond het begin van het huidige decennium stroomden deze termen dagelijks mijn mailbox binnen. In deze periode - van na de tijd dat elk restaurant ineens alle kleine gerechtjes tot tapas omdoopte en voordat Berlijn de heilige graal van horecaconcepten werd - was kosmopolitisch het ding.
Ik snap wat er mee wordt bedoeld, maar toch had ik nooit echt het idee dat een horecazaak zo aan de Hudson-rivier, in Williamsburg of in het Meatpacking District in New York had kunnen staan. Pas jaren later, in het najaar van 2015, word ik in Amsterdam overvallen door dit gevoel. Dit gebeurt als ik The Duchess (restaurant en bar van hotel W) inwandel, mij op het dak van W begeef, over de kleine infinity-pool tuur en aan een cocktail nip in het luxe steakhouse Mr. Porter (ook in W). Hetzelfde gevoel had ik het afgelopen jaar ook al wel in het ongemakkelijk chique Waldorf Astoria en het relaxte hotel The Hoxton.
De hoofdstad ontwikkelt zich tot wereldstad; de hotellerie doet er in elk geval alles aan. En het lijkt te lukken. We riepen al jaren dat hotelbars the next big thing zijn, maar nu is het bewijs hiervoor zeer evident. De bedragen die in de hotellerie (en het vastgoed erachter) omgaan zijn astronomisch, de belangen enorm en de luxe labels waar ik vroeger van watertandde op de hotelschool, nestelen zich ineens in Nederland.
De stad Amsterdam wordt meer en meer een speeltuin voor het grote geld. Een SoHo House, een hotel-membersclub die net zijn vleugels over Amsterdam gaat uitslaan, is nu eenmaal niet voor de gewone sterveling. Dat is niet per se erg, zolang er genoeg goede, laagdrempelige horeca naast deze concepten blijft bestaan. In opkomende buurten kun je nog prima een hamburger eten voor een tientje en een cocktail drinken voor een euro of 8.
De luxe hotelcocktailbars, en de bedrijven die deze exploiteren, beschikken uiteraard wel over budget voor interieur, voorraad, glaswerk en payroll (oftewel: de bartenders). De onafhankelijke cocktailbarondernemer kan hier alleen van dromen. Laten we de beste bar ter wereld, The Artisian in het Londense vijfsterrenhotel The Langham, als meest extreme voorbeeld nemen. Tienduizenden ponden kostte de ontwikkeling van het recente cocktailmenu, gonst het. Zo extreem zal het in Amsterdam niet worden, denk ik, en creativiteit floreert toch juist als horecaondernemers het hoogste niveau nastreven met beperkte middelen?
Anno 2015 zijn de 2 Nederlandse cocktailbars met een notering in The World’s 50 Best Bars (Tales & Spirits en Door 74) onafhankelijke cocktailbars van zeer gewaardeerde Amsterdamse horecaondernemers, beide met hoog aangeschreven (inter)nationale barteams. De luxe hotelcocktailbars zullen de vaderlandse scene een serieuze kwaliteitsimpuls gaan geven, dat is zeker. Nu moet diezelfde scene de uitdaging aangaan en doorpakken. Dit is het moment voor Amsterdam om echt een wereldstad op cocktailgebied te worden.