CBRE: ‘Er is enorme vraag naar hotelvastgoed, maar geen aanbod’

CBRE: ‘Er is enorme vraag naar hotelvastgoed, maar geen aanbod’

De Nederlandse hotelmarkt heeft het zwaar te verduren gehad. Volgens onderzoek van CBRE is dat niet terug te zien in de vraag naar hotelvastgoed. De vraag is op het moment vele malen hoger dan het aanbod. ‘Er is een sterk toenemende belangstelling van beleggers uit binnen- en buitenland. De waarde van de transacties zal meer dan verdubbelen van 200 miljoen euro afgelopen jaar naar 800 miljoen euro in 2022.’

Enorme vraag naar hotelvastgoed

In de Market Outlook 2022 analyseert CBRE Nederland, onderdeel van het beursgenoteerde CBRE Group, de cijfers over het afgelopen jaar en geeft het een onderbouwde verwachting voor het komend jaar. “Er blijft vraag naar hotelinvesteringen. Hierdoor zijn de vastgoedprijzen van hotels, afhankelijk van locatie en doelgroep, maar zeer beperkt gecorrigeerd. Een tegenstelling tot wat we in de winkelstraten zien. De vraag is er dus, maar er is geen aanbod. Eigenaren zijn bang om een grote discount te moeten slikken en dat kopers alleen maar op zoek zijn naar probleemgevallen. Dit is niet zo. Vroeg in 2022 zullen we transacties zien die dit bevestigen en dat zal verkopers stimuleren om te gaan verkopen”, aldus Jan Steinebach, Head of Hotels bij CBRE.

Hotelstop drijft vastgoedprijzen op

In Nederland bleef het vorig jaar maar bij enkele hoteltransacties, vooral kleinschalige nieuwbouw en enkele sale-and-lease-backconstructies. “Pikant is dat de ‘hotelstop’ van de gemeente Amsterdam een prijsopdrijvend effect heeft. Dat heeft effect op de groei van het aanbod. Op de vraag naar hotelkamers, de exploitatie, heeft het geen effect. Maar er ontstaat wel een soort krapte of schaarste op de hotelvastgoedmarkt, die een positief effect heeft op de vastgoedprijzen, maar het is een klein effect”, aldus Steinebach.



Minder hotelgasten

Sinds begin 2020 krijgt de hotelsector klap na klap te verwerken. En het houdt nog niet op. In de Market Outlook 2022 is te lezen dat: “Na een relatief goede zomer en herfst is het aantal overnachtingen weer fors teruggelopen. De afhankelijkheid van de buitenlandse toerist en zakelijke reiziger blijft groot. Vliegrestricties en telkens oplaaiende virusvarianten zorgden afgelopen jaar voor een beperkt herstel van het aantal overnachtingen. De toestroom vanuit andere continenten groeide weliswaar ten opzichte van 2020, maar blijft toch flink achter op de historische ontwikkeling. Binnenlandse toeristen zorgden met hun staycation ook afgelopen jaar voor een overnachtingsfundament, waar vooral de perifere regio’s en Den Haag, als enige grote stad mét strand, van profiteerden.”

De aanhoudend lagere toeristenstroom uit zich duidelijk in de performance van hotelexploitanten. De fors lagere bezettingsgraad drukt de kamerprijzen, met nagenoeg hetzelfde resultaat als in 2020 tot gevolg. Dat de groei zo sterk per regio verschilt komt door de doelgroepen waar ze op focussen. “Waar Schiphol en Amsterdam sterk afhankelijk zijn van intercontinentale toeristen en zakenreizigers, richten andere steden zich op de Nederlandse en Europese toerist. Naar verwachting treedt in deze steden versneld herstel op, doordat Europese landen steeds meer samenwerken om de grenzen open te houden. Buiten Europa ligt dit lastiger. Bovendien zijn mensen nog altijd huiveriger om intercontinentaal te reizen. Ze zullen de komende jaren sowieso steeds minder in het vliegtuig stappen, zeker zakelijk”, aldus Steinebach.